Geschiedenis St. Martinuskerk

De georiënteerde bakstenen basilica heeft een toren en een crypte. De Sint-Martinuskerk te Gennep is een typisch voorbeeld van de Bossche School. De kerk werd met Kerstmis 1954 ingewijd.

Sinds 2004, het 50-jarig bestaan van de kerk, staat er op de voorgevel “Ik ben er”, een verwijzing naar Ex. 3:4 van de Bijbel. In de crypte bevindt sinds 1984 het religieusmuseum De Crypte, voorheen Kijk-je kerk-kunst.

Tot 9 september 2007 was deze kerk de hoofdkerk van het decanaat Gennep. Op dat moment was de 83-jarige deken Huisman de oudste deken van Nederland. Het dekenaat is opgeheven en valt tegenwoordig onder het dekenaat Venray, waartoe het tot 1852 reeds had gehoord.

De Geschiedenis

De eerste Sint-Martinuskerk in Gennep dateert waarschijnlijk al in de achtste eeuw en zou zelfs door de heilige Lambertus zelf gesticht zijn. Deze paalkerk heeft gestaan op de plaats waar momenteel alleen nog maar de neogotische toren van de voormalige Sint-Martinuskerk staat. De bijbehorende kerk werd aan het einde van de Tweede Wereldoorlog door granaten flink beschadigd en de toenmalige deken Janssen vond dat het beter was een nieuwe kerk te bouwen dan de oude te herstellen. Bovendien kon de nieuw te bouwen kerk iets centraler in de uitdijende stad geplaatst worden. Na gekerkt te hebben in een nabijgelegen klooster en later een filmzaal overbrugde een tijdelijke noodkerk in de nabijheid van het oude treinstation Gennep de tijd.

De bouw

De bouw van de nieuwe Sint-Martinuskerk begon eind 1953. De architect was Nico van der Laan, een van de leidende architecten van de Bossche School. Met de plaatsing van een kruis van de balken van de oude kerk dat in de noodkerk gestaan had, werd met de bouw aangevangen. Ruim een jaar later, op Eerste Kerstdag1954 werd, ondanks dat de toren nog niet gereed was, het gebouw plechtig in gebruik genomen. Bisschop Moors kwam op 2 juni1962 om de intussen gereedgekomen kerk in te wijden.

De kerk heeft als voorbeeld Sint Paulus buiten de Muren in Rome en is gebouwd in een basilicastijl. Het beschikt over een boven- en onderkerk. In de bovenkerk met zo’n 750 plaatsen kon in het weekend de liturgie voor de volwassenen plaatsvinden, terwijl de kinderen vaak gelijktijdig in de kerk eronder bediend werden. Hier waren ongeveer 500 plaatsen. Toen het kerkbezoek in de jaren 60 verminderde vervielen de H. Missen in de benedenkerk. Vanaf 1978 verplaatste de toepassing van het Doopsel van de sacramentskapel naar de ruimte onder de achthoekige toren.

De kerk wordt gedragen door 12 pilaren, als symbool van de twaalf apostelen. Het middenschip heeft een houten plafond. Beneden het bordes van de kerk was een fietsenstalling gepland, nu is het een nauwelijks bereikbare, loze ruimte.

De Bovenkerk

De bovenkerk heeft een drietal opvallende schilderingen, maar de meest in het oog springende is “De gedaanteverandering van Christus op de berg Tabor”, geschilderd door Théodore Stravinsky. In de zijbeuken zijn Maria met kind en Sint Martinus te zien. Verder is vanuit de sacristie een glas-en-loodraam van Stravinsky te zien, dat de Goede Herder afbeeldt.

De overige glas-in-loodramen zijn van de hand van Marius de Leeuw, sommige direct na de bouw van de kerk, sommige 40 jaar later. Dit laatste was het gevolg van geldgebrek. Het verschil tussen de oude ramen, o.a. de planeten, en de nieuwe ramen, o.a. druiven en graan, zijn opvallend. De nieuwe ramen zijn beduidend kleurrijker en helderder. Enkele van de nieuwgeplaatste ramen zijn geplaatst in de deur naar de doopkapel onder de toren. Hier staat een achthoekig doopvont van Naamse steen.

Het altaar is omringd door 4 engelen. Het is het tweede altaar in Nederland dat zodanig opgesteld dat de priester zowel met het gezicht als met de rug naar het volk in de kerk kan staan. Na het Tweede Vaticaans Concilie werd deze positionering van de priester aan het altaar namelijk vaak veranderd, waar deze kerk dus al vroeg op inspeelde.

Verschueren Orgelbouw uit Heythuysen bouwde in 1958 het driemanuaals orgel.

De benedenkerk

Jarenlang lag de benedenkerk, ook wel crypte, er onbenut bij. Soms vonden er tijdelijk activiteiten plaats. In 1983 werd onder aanvoering van deken Huisman begonnen met de inrichting van een religieus museum, hoofdzakelijk met allerlei voorwerpen uit de vroegere Sint-Martinuskerk. Geleidelijk aan zijn er andere voorwerpen bij gekomen, geschonken of gekocht.

Het museum werd tweede Paasdag 1984 officieel geopend onder de naam Kijk-je kerk-kunst. De voornaamste tentoonstellingen zijn de zeven sacramenten, ruim vierhonderd Maria-beelden (voornamelijk uit bedevaartplaatsen) en tachtig nonnetjes in originele kledij. Verder is er een diversiteit aan o.a. communiebanken, biecht- en preekstoelen, kelken, kandelaars, monstransen, vier kostbare, 19de eeuwse tapijten en vele soorten rozenkransen.

Tijdens de Limburgse watersnood van 1993 overstroomde de benedenkerk. Circa 40 centimeter heeft het Nierswater in de crypte gestaan.

Vanaf 2009 is de naam van het museum veranderd in De Crypte. 

De klokken

De drie klokken in de toren van de kerk werden overgenomen van de door de oorlogsgeweld vernielde Sint-Martinuskerk. In 1989 werd middels de actie Dokken voor de klokken een nieuwe klokkenstoel aangebracht in de toren.

De oudste klok werd door Peter van Trier in 1434 gegoten. Deze weegt circa 850 kg. Volgens het randschrift wordt de klok Maria genoemd. Deze klok werd in 1937 door de Nederlandse Klokken- en Orgelraad aangemerkt als monument, waarna een M op deze klok werd aangebracht. De indeling van klokken werd gemaakt door de dreigende oorlog en de mogelijkheid om bepaalde klokken om te smelten voor de oorlogsindustrie.

De angelusklok en de derde klok zijn kleiner van formaat en werden gegoten in 1646 en 1652 door François en Pieter Hemony. De klokken wegen respectievelijk 680 kg en 250 kg. Het randschrift, zie aldaar een foto, van de derde klok luidt: Martinus vocor et cives Gennapienses ad ecclesiam S. Martini tempore suo voco, dat vertaald kan worden als: Martinus word ik genoemd en ik roep de Gennepenaren op zijn tijd naar de kerk van Sint Martinus

Tijdens de Duitse bezetting werden de klokken, zoals vele andere in den lande, opgeëist om omgesmolten te worden in Duitsland. De oudste en zwaarste klok zakte bij het uitnemen door het plafond en viel zonder verdere beschadigingen naar beneden, maar werd aldaar achtergelaten. De andere twee klokken werden op 23 oktober1 944 op transport gesteld naar Duitsland. De schipper van de Hoop op Zegen weigerde echter de klokken te vervoeren, waarna een minder ervaren schipper het schip met zijn lading bij Urk naar de bodem van het IJsselmeer liet verdwijnen. Na de oorlog werden het schip én de klokken, waaronder de Gennepse, geborgen. In de toren van de nieuwe Sint-Martinuskerk werden de drie weer herenigd.

De klokken werden op 9 september 2007 samen met de klokken van de 13 andere kerken uit het gehele dekenaat Gennep een kwartier lang geluid, waarna het dekenaat Gennep ophield te bestaan en onderdeel werd van het dekenaat Venray.

 

De oude Sint-Martinustoren

De voorgeschiedenis

De eerste kerk in Gennep gewijd aan Sint Martinus dateert waarschijnlijk al uit de achtste eeuw en zou zelfs door de heilige Lambertus zelf gesticht zijn. De paalkerk heeft gestaan op de plaats van de oude Sint-Martinustoren. In de loop der eeuwen werd het houten kerkje vervangen door een maaskeien zaalkerkje, dat later werd uitgebreid met een bakstenen toren. De kerk was oostelijk geörienteerd; richting Jeruzalem. Door de grote standsbrand van 1597 is de exacte stichting van de parochie en de bouw van de kerk verloren gegaan.

De parochie Sint Martinus te Gennep heeft van oudsher bij het aartsbisdom Keulen gehoord. Vanaf het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 viel het onder het aartsbisdom Utrecht.

De kerk stortte op 20 augustus 1648 in, slechts met het priesterkoor en enkele andere stukken zoals de Anthoniuskapel en de Martinuskapel bleven behouden. Ook de toren bleef staan. Een vervangend strodak maakte kerkgang vervolgens mogelijk. Vanaf 1655 begon met de kerk te herstellen en werd deze aan de noord- en zuidkant verbreed.

Op 4 april 1862 werd het decanaat Gennep ingesteld en werd de kerk de hoofdkerk van dit nieuw te vormen decanaat.

Naar verluidt zou de architect Pierre Cuypers tussen 1864 en 1869 een nieuwe toren hebben ontworpen en hij verlengde tevens het middenschip met drie traveeën. Bisschop Paredis wijdde de nieuwe stukken in in 1884. De toenmalige deken Kreyelmans liet in 1930 de kerk uitbreiden aan de epistelzijde door er dwars op het schip een kinderkapel aan te bouwen.

Nadat Gennep in 1944 geëvacueerd werd, doordat de gevechtshandelingen van operatie Veritable rondom het stadje plaatsvonden, is de kerk door granaten flink beschadigd. Op 24 december 1944 zagen de laatste Genneparen die de stad verlieten de kerk nog ongeschonden, maar na de bevrijding op 12 februari 1945 waren de 3 traveeën gedeeltelijk weggeslagen. De inventaris van het orgel was compleet verwoest. Eén beeldgehouwen biechtstoel was vernield, de andere gedeeltelijk. Het kerklinnen was voor een aanmerkelijke hoeveelheid gestolen, terwijl ook een nieuwe koorkap verdwenen was. Bij de beschietingen was weliswaar de windhaan naar beneden gevallen, maar verder was de toren verdere vernielingen bespaard gebleven.

Hoewel het de bedoeling was om in de bouwvallen van de kerk een noodkerk in te richten heeft dit plan geen doorgang gevonden. De toenmalige deken Janssen vond dat het beter was om een nieuwe kerk te bouwen in plaats van de oude te herstellen. Bovendien kon de nieuw te bouwen kerk iets centraler in de uitdijende stad geplaatst worden. Een tijdelijke noodkerk in de nabijheid van het oude treinstation Gennep overbrugde de tijd. De klokken werden teruggehangen in de nieuwe Sint-Martinuskerk.

De ruïnes van de kerk werden afgebroken, maar de toren bleef behouden. Op de plaats van de voormalige kerk werden kort na de Tweede Wereldoorlog opgravingen gedaan.

Het kerkbestuur besloot in 1974 de in slechte staat verkerende toren voor een gulden aan de gemeente Gennep te verkopen. De omliggende begraafplaats bleef echter in het bezit van de parochie Sint-Martinus. De gemeente liet de toren verschillende keren restaureren.

De toren

De toren heeft een vierkant grondplan, is opgebouwd uit baksteen en telt drie bouwlagen. Op sommige plaatsen is natuursteen gebruikt, zoals bij de waterlijst. De torenspits is bedekt met leisteen met daarop een kruis en een windhaan. In de derde bouwlaag zijn de galmgaten voor de klokken. Aan iedere zijde zijn dit twee spitsbogen met zogenaamde louvreluiken, vergelijkbaar een jaloezie.

De ingang bevindt zich aan de westelijke zijde en wordt afgesloten door de oorspronkelijke, dubbele deuren en is afgewerkt met smeedijzerenhang-en-sluitwerk. De oorspronkelijke glas-in-loodramen zijn niet meer aanwezig, maar de raampjes aan de noord- en de zuidkant van de toren in de vorm van een spitsboog zijn wel zichtbaar. Waar eens de kerk stond wordt met coniferen op de begraafplaats het middenschip aangegeven; de toren is aan deze zijde vrijwel direct na 1945 dichtgemetseld.